-
1 stijf
♦voorbeelden:1 wat een stijve hark! • 〈 letterlijk〉 il, elle est raide comme un échalas; 〈 figuurlijk〉 quel(le) empoté(e)!een stijf knikje • un salut compasséstijve manieren • manières guindéeseen stijve rug • des courbatures dans le dosstijf lopen • marcher sans souplesse〈 figuurlijk〉 iemand stijf schelden, vloeken • engueuler qn. un bon coupstijf van de kou • engourdi par le froidstijf van angst • paralysé par la peurstijf laten worden • laisser prendreze hield het pak stijf vast • elle serra le paquet entre ses mains -
2 solidification
solidification [solliediefiekaasjõ]〈v.〉f -
3 érection
-
4 set
adj. vast; strak; klaar--------n. set; toestel; groep; houding; serie; bergplaats; plaats waar gefilmd wordt; kant; het hard worden--------v. zetten; vaststellen; neerzetten; veroorzaken; klaarmaken; vast worden; richtenset1[ set]1 stel ⇒ span, servies, set 〈pannen enz.〉; reeks 〈 gebouwen, vertrekken, postzegels〉; serie, suite; set 〈 van liedjes〉2 kring ⇒ gezelschap, groep, kliek4 stek ⇒ loot, jonge plant♦voorbeelden:the smart set • de chic♦voorbeelden:2 the set of public opinion is against tolerance • er is een neiging bij het publiek tegen tolerantie————————set21 vast ⇒ bepaald, vastgesteld; stereotiep, routine-, onveranderlijk♦voorbeelden:1 set formula • stereotiepe/vaste formuleset hours of work • vaste werkurenset phrase • stereotiepe uitdrukkingset price/time • vast(e) prijs/tijdstipset purpose • vast vooropgesteld doelset smile • strakke glimlachset in one's ways • met vaste gewoonten4 ready, set, go • aan de lijn, klaar, start〈 sport〉 (get) set! • klaar!〈 informeel〉 be all set for something/to do something • (helemaal) klaar zijn voor iets/om iets te doenset piece • groot vuurwerk op stellage; doorwrocht(e) stuk/compositie 〈 in kunst en literatuur〉; 〈 toneel〉 zetstuk; zorgvuldig vooraf geplande militaire operatie • 〈Brits-Engels; sport〉 spelhervatting 〈 hoekschop, vrije schop〉set square • tekendriehoekset teeth • op elkaar geklemde tanden♦voorbeelden:1 set dinner • dagschotel, dagmenu♦voorbeelden:her mind is set on pleasure • ze wil alleen plezier makenhe's very set (up)on becoming an actor • hij wil absoluut acteur worden————————set31 vast worden ⇒ stijf/hard worden 〈 van cement, gelei〉; verharden, stollen, een vaste vorm aannemen; bestendig worden 〈 van weer〉3 afnemen ⇒ verminderen, achteruitgaan♦voorbeelden:→ set about set about/, set forth set forth/, set in set in/, set off set off/, set on set on/, set out set out/, set to set to/, set up set up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 zetten ⇒ plaatsen, stellen, leggen, doen zitten3 opleggen ⇒ opdragen, opgeven 〈 taak〉; geven 〈 voorbeeld〉; stellen 〈 voorbeeld, probleem〉; opstellen, (samen)stellen 〈vragen e.d.〉4 bepalen 〈 datum〉 ⇒ voorschrijven 〈 de mode〉; aangeven 〈 maat, pas, toon, tempo〉; vaststellen 〈 limiet, tijd, prijs〉5 brengen ⇒ aanleiding geven tot, veroorzaken9 aanhitsen ⇒ aanzetten, ophitsen♦voorbeelden:set free • vrijlaten, bevrijdenset ashore • aan land zettenset something before someone • iemand iets voorzetten/voorleggenset flowers in water • bloemen in water zettenset on the shore • aan land zettenset pen to paper • beginnen te schrijvenset spurs to the horse • het paard de sporen gevenset the alarm clock • de wekker zetten1set eggs • eieren laten uitbroeden1set a hen • een hen op eieren zetten3set a fire • een vuur aansteken3 who will set the examination papers? • wie stelt de examenvragen op?set someone a good example • iemand het goede voorbeeld gevenset a problem • een probleem stellenset questions • vragen stellenset someone a task • iemand een taak opleggenset someone to write a report • iemand een rapport laten opstellenset oneself a difficult task • zichzelf een moeilijke taak opleggenset something in motion • iets in beweging zettenset something in order • iets in orde brengenset the fashion • de mode bepalenset a price on something • de prijs van iets bepalenset a high value on something • veel waarde aan iets hechtenset the wedding-day • de trouwdag bepalenset someone laughing • iemand aan het lachen brengenthat set me thinking • dat bracht me aan het denkenset oneself to do something • zich erop toeleggen/zijn best doen om iets te doenset the table • de tafel dekken9 set a dog at/(up)on someone • een hond tegen iemand ophitsen/op iemand loslaten10 set one's teeth/lips • zijn tanden/lippen op elkaar klemmen13 set jewels • juwelen (in)zetten/kassenset a crown with gems • een kroon met juwelen bezetten18 the novel is set in nineteenth-century London • de roman speelt zich af in het Londen van de negentiende eeuwset little/much by something • iets geringschatten/hoogschatten, weinig/veel geven omset about rumours • geruchten verspreidenset (up)on someone • iemand aanvallen/overvallenagainst that fact you must set that … • daartegenover moet je stellen dat …public opinion is setting against him • de publieke opinie kant zich tegen hemset someone against someone • iemand opzetten tegen iemandset someone beside someone else • iemand met iemand anders vergelijkenset someone over someone • iemand boven iemand (aan)stellenset someone over something • iemand aan het hoofd stellen van iets -
5 thaw
n. dooi--------v. ontdooien, smeltenthaw1[ θo:] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————thaw2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
6 erstarren
erstarren1 verstijven, stollen2 stijf worden, verstijven3 verstijven, -starren ⇒ verstommen♦voorbeelden:vor Schreck erstarren • verstijven van schrik -
7 monter
monter1 [mõtee]〈m.〉————————monter2 [mõtee]2 instappen ⇒ opstappen, gaan (zitten) in, gaan (staan) op♦voorbeelden:monter sur, à un arbre • in een boom klimmenla mer monte • het wordt vloedle ton monte • het gesprek raakt verhitmonter de 10 pour cent • met 10 procent stijgenles larmes lui montaient aux yeux • de tranen schoten haar, hem in de ogenle vin lui monte à la tête • de wijn stijgt haar, hem naar het hoofdII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bestijgen ⇒ beklimmen, opgaan3 naar boven brengen ⇒ omhoog halen, optrekken5 uitrusten ⇒ geheel voorzien van, inrichten6 plaats nemen in, op ⇒ instappen in♦voorbeelden:v1) klimmen, naar boven gaan2) instappen3) toenemen4) opstijgen6) paardrijden9) reiken (tot)10) bestijgen11) hoger plaatsen13) in elkaar zetten14) uitrusten, inrichten15) dekken [koe]16) opkloppen [eiwit]17) hoger stemmen [muziek]18) ophitsen -
8 been
3 [bot; stof waaruit botten bestaan] os 〈m.〉4 [gebeente] os 〈 meervoud〉♦voorbeelden:dat paard staat hoog op de benen • ce cheval a de longues jambesop het verkeerde been gezet worden • être pris à contre-piedmet het verkeerde been uit bed gestapt zijn • s'être levé du pied gauche〈 figuurlijk〉 iemand tegen het zere been schoppen • toucher qn. au vifeen been breken • se casser la jambede benen nemen • prendre ses jambes à son coumijn been slaapt • j'ai des fourmis dans les jambesde benen strekken • se dégourdir les jambesmet zijn been trekken • tirer la jambeal de hele dag op de been zijn • être sur pied toute la (sainte) journéeer was veel volk op de been • il y avait beaucoup de mondeik kan niet meer op mijn benen staan • je ne tiens plus sur mes jambesiemand weer op de been helpen • remettre qn. sur piedvast op z'n benen staan • être d'aplombslecht ter been zijn • avoir de mauvaises jambeszijn benen uit zijn lijf lopen • se démenerik heb geen benen meer om op te staan • je n'ai plus de jambesbenen als een ooievaar hebben • être monté sur des échasses〈 spreekwoord〉 het zijn sterke benen die de weelde kunnen dragen • ±il faut de plus grandes vertus pour soutenir la bonne fortune que la mauvaise -
9 vlot
vlot1〈 het〉1 raft♦voorbeelden:————————vlot2♦voorbeelden:1 een vlotte pen • a facile/ready pendat boek laat zich vlot lezen • the book reads smoothlyeen les vlot opzeggen • reel off a lessonvlot spreken • speak fluentlyeen zaak vlot afwikkelen • settle a matter promptlyhet gaat nog niet erg vlot • it is still somewhat difficulthet ging heel vlot • it went off without a hitchvlot van begrip zijn • be quick-witted/sharphij is wat vlotter geworden • he loosened up a littleII 〈 bijvoeglijk naamwoord〉1 [drijvend] afloat♦voorbeelden: -
10 slap
4 [niet doortastend, flink] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 mou/mol/molle♦voorbeelden:de zeilen hangen slap • les voiles pendentde armen slap laten hangen • être les bras ballantshet touw hangt slap • la corde est lâcheslap worden • s'amollirslappe spieren • muscles peu développészich slap lachen • se tordre (de rire)zich slap voelen • se sentir faiblezich slap in de benen voelen • se sentir les jambes faiblesde huid wordt slap • la peau se distendslap van de warmte zijn • être accablé par la chaleur -
11 Nacken
Nacken〈m.; Nackens, Nacken〉♦voorbeelden:den Nacken steif halten • stijf op zijn stuk staanjemandem im Nacken sitzen • (a) iemand op de hielen zitten; (b) iemand het vuur na aan de schenen leggenjemanden im Nacken haben • door iemand achternagezeten worden -
12 vlot
vlot1〈 het〉————————vlot2♦voorbeelden:een paar vlotte krabbels • quelques croquis rapidement tracéseen vlotte pen • une plume facileeen vlotte stijl • un style coulantdat boek laat zich vlot lezen • ce livre se lit facilementeen les vlot opzeggen • réciter une leçon d'un seul traitvlot schrijven • écrire avec facilitévlot spreken • parler avec aisanceeen vlot verloop hebben • se dérouler sans encombrevlot antwoorden • avoir la répartie facilevlot verkocht worden • se vendre facilementhij is wat vlotter geworden • il s'est dégourdi un peu
См. также в других словарях:
Hand — 1. Alle Händ voll to dohne, seggt de ol Zahlmann1, on heft man êne. (Insterburg.) – Frischbier2, 1469. 1) Der Name eines Feldwächters in Insterburg. 2. Alten Händen hilft kein Nagelschminken. – Laus. Magazin, XXX, 251. Russisch Altmann V, 85. 3.… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Ansehen (Verbum) — 1. Ansehen deit gedenken; schrivt de Becker in Hadersleven. – Schütze. Dies holsteinische Sprichwort rührt daher, dass ein Bäcker in Hadersleben, dessen Haus sehr vor dem Anlauf der Reisenden lag, über verschiedene an die Vorderseite seines… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon